Bij de beëindiging van een dienstverband na ten minste 104 weken arbeidsongeschiktheid dient de werkgever een transitievergoeding te betalen. Dit geldt ongeacht welke partij het initiatief tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst heeft genomen. De werkgever heeft recht op compensatie van de betaalde transitievergoeding door het UWV. De hoogte van de compensatie komt niet per definitie overeen met het betaalde bedrag aan transitievergoeding. Per 1 januari 2020 zijn de rekenregels voor de berekening van de transitievergoeding gewijzigd. Dat heeft ook gevolgen voor de hoogte van het compensatiebedrag.
In het overgangsrecht van de Wet arbeidsmarkt in beweging is geregeld dat wanneer het einde van de wachttijd van 104 weken vóór 1 januari 2020 ligt maar de procedure tot beëindiging van het dienstverband op of na 1 januari 2020 start, de compensatie van de transitievergoeding wordt berekend volgens de nieuwe regels. Dat geldt ongeacht of de transitievergoeding zelf is berekend aan de hand van de oude of de nieuwe regels.
Ter beëindiging van het dienstverband met een arbeidsongeschikte werknemer sloten werkgever en werknemer in december 2020 een vaststellingsovereenkomst. Op grond daarvan betaalde de werkgever een transitievergoeding van € 76.717. Dat bedrag is berekend aan de hand van de oude rekenregels. Het UWV kende een compensatie voor de betaalde transitievergoeding toe van € 44.906 op basis van de nieuwe rekenregels. De werkgever diende een bezwaarschrift in tegen het vaststellingsbesluit. Nadat het UWV het bezwaar had afgewezen, ging de werkgever in beroep bij de rechtbank.
De vraag in de procedure was of het UWV terecht is uitgegaan van de rekenregels die gelden vanaf 1 januari 2020. De werkgever meende dat het UWV bij de berekening van de hoogte van de compensatie de rekenregels die tot 1 januari 2020 golden had moeten toepassen.
Omdat de procedure tot beëindiging van het dienstverband ruim na 1 januari 2020 is gestart, was het UWV verplicht om de compensatie te berekenen met toepassing van de rekenregels die gelden vanaf 1 januari 2020. Dat volgt dwingend uit de betreffende wetsbepaling, aldus de rechtbank Noord Nederland. De wettekst van het overgangsrecht laat op dit punt geen ruimte voor een andere uitleg of toepassing. Alleen als sprake is van zeer bijzondere omstandigheden, die niet zijn meegenomen in de afweging van de wetgever, kan er aanleiding zijn om te komen tot een andere uitkomst dan waartoe strikte toepassing van de wet leidt. Dergelijke bijzondere omstandigheden deden zich hier niet voor.
Dat de werkgever de procedure om te komen tot beëindiging van het dienstverband zorgvuldig heeft willen doorlopen, levert naar het oordeel van de rechtbank geen bijzondere omstandigheid op. De rechtbank wijst erop dat aan de werknemer per 20 september 2018 een WGA-uitkering is toegekend. Voor zover de werkgever meende dat voor het kunnen beëindigen van het dienstverband met een langdurig zieke werknemer een herbeoordeling noodzakelijk is, had hij daar eerder om kunnen vragen.